Eerste communie in een zondagsviering

Om de viering te openen die zondag zongen we “we zoeken U als we samenkomen– horen oude woorden - breken brood en delen het samen, vragen om behoud en zegen.” En daarmidden lag als altijd alles waartoe of waarmee mensen vanuit het leven arriveren. Dat zijn uiteenlopende intenties en werelden. Het is alle lief en leed, dichtbij en veraf dat samenkomt en zijn plaats vindt in de eucharistie.

Die zondag was er een welkom voor vaste klant en toevallige passant, en een welkom aan de mensen die gekomen waren in het teken van een aanstaand doopsel. Een welkom ook voor diegenen die gekomen waren om na de viering te praten over hun aanstaand ‘ja-woord’.
Er waren die ochtend ook andere ja-woorden om te vieren.
Enerzijds parochianen met wie we de handen mochten vouwen bij hun huwelijksverjaardag. Samen met hun gezin konden we danken voor en bidden bij die ‘ja’ van toen en bij alle ja’s die ze sindsdien aan elkaar en het leven hebben gegeven, en bij dit alles vragen om verdere zegen.
Maar er was anderzijds ook onze parochiaan Jonathan die in de kerk en de gemeenschap waarin hij thuis was -omringd ook door zijn gezin en familie- zijn eerste communie ontving en vierde. Dat is ‘ja’, dat is ‘amen’ op een leven dicht bij Jezus.

Heel wat soorten ‘hallelujah’s’ dus die ochtend. Precies zoals een zondagsliturgie bedoeld is te zijn. En dat was zoals steeds ook deze hallelujah: namelijk bidden voor mensen die gestorven zijn en niet vergeten worden -niet door wie hen liefheeft, dus ook niet door God.

Zo mochten we samenzijn dat zondagsuur. Om vieren wat te vieren valt, en niet minder om te omarmen wie met zorgen of angst door de dagen moet.

Bovenalles was het kleine Jonathan die ons, ongerepeteerd, de schoonste hallelujah gaf. Dat was geestig. En we wisten weer: de Geest laat zich niet repeteren. Die laat ‘gebeuren’.

Proficiat Jonathan.